4 mei-lezing
Toen ik in Rotterdam naar school ging, had ik klasgenoten van wie de opa en oma de oorlog hadden meegemaakt. En dat gaf hun status. Een kind brengt een abstract iets als geschiedenis terug tot een simpel uitgangspunt: verandert het hoe mijn klasgenoten naar me kijken? En dat deed het zeker, want door die geschiedenis keek ik anders naar mijn klasgenoten. Heel anders.
Het was vreemd, want voor die status hadden ze niets hoeven doen, sterker nog: ze hadden de status te danken aan een verschrikkelijke periode, de oorlog. Niet iets om trots op te zijn en toch was het zo.
Hun opa's en oma's hadden een verschrikkelijke tijd meegemaakt. Eerst was er het bombardement dat het hart van de stad verwoestte. In het Rotterdam van mijn jeugd waren daar nog steeds sporen van te zien; open ruimtes en vlaktes waar ooit huizen hadden gestaan. Maar het waren open vlaktes, leegte: er woei een wind van vergetelheid.
Hun opa's en oma's hadden toen dezelfde leeftijd als wij op dat moment. Zij hadden de mobilisatie, de vernietiging en het verzet meegemaakt. Zij herinnerden zich alles nog!
Na de bevrijding gingen ze verder met hun leven, maar hun opa's en oma's zouden het nooit vergeten. Daarom waren we op 4 mei om acht uur twee minuten stil: zodat we het nooit zouden vergeten.
De herdenking die wij niet beleefden
Ik dacht er het mijne van. In ons huis voelden we 4 mei, maar we beleefden het niet. De dag had een totaal ander karakter dan de andere dagen in het jaar. Het begon al met het televisieaanbod: alles ging over de oorlog. Amusement leek afgeschaft, alsof er iemand dood was.
We waren stil om iets wat we niet mochten vergeten, maar moest je ook stil zijn als je je niks kon herinneren? Als je niks te herinneren had? Moest je om goed stil te kunnen zijn niet iets van die oorlog in je lichaam voelen? Een verhaal? Al was het nog zo klein? Een verhaal dat je opa en oma je hadden verteld, mensen met wie je je verbonden voelt?
Of was 4 mei gewoon belangrijk omdat iedereen het belangrijk vond, en maakten we het nog belangrijker door twee hele minuten alles stil te zetten, waardoor het begon te voelen alsof het om iets heiligs ging, alsof God op ons neerdaalde en ons één voor één even serieus aankeek? Mocht ik dan ook een stukje van die Tweede Wereldoorlog bezitten zodat ik dat krachtige gevoel van 4 mei kon voelen en ook in de klas wat te vertellen had?
Ik wilde me ook iets herinneren, iets herinneren wat ik niet mocht vergeten.
De documentaire die de guerranaar onze huiskamer bracht
Het was in de jaren tachtig op een zondagavond. Na Van Kooten en De Bie werd een vage documentaire vertoond. We zagen schimmige en gewelddadige zwart-witbeelden van schietende, marcherende en neerzijgende troepen, afgewisseld met uitgemergelde lichamen. De beelden deden denken aan de zwart-witdocumentaires die op 4 mei werden vertoond. Misschien een idee om van kanaal te veranderen?
Ik merkte dat mijn vader met een zeer geïnteresseerde blik aan het kijken was; hij voorzag de polygoonbeelden van commentaar, en wat ik hoorde klonk niet als nonsens, het sloeg echt op wat hij daar allemaal zag.
De mannen die voorbijkwamen waren gekleed in oosterse kledij die opvallend veel leek op de kleding die in Marokko werd gedragen. Op hun hoofd hadden ze een soort van fez, een rood cilindervormig hoedje.
Aan de overdreven snelle manier waarop de figuren bewogen, maakte ik op dat het beelden waren uit het tijdperk van de stomme film. Voor mij waren het beelden van een andere planeet, mijn vader grepen de beelden juist heftig aan. Alsof het ook over hem ging. In rap tempo noemde hij een aantal mannennamen op.
'Wie zijn dat,' vroeg ik.
'Mannen uit ons dorp. Familie. Voorvaderen.'
'Wat hebben ze gedaan?'
'Ze zijn met Franco meegegaan om te vechten in de oorlog van Spanje.'
Voor het woord oorlog gebruikte hij guerra. Voor het eerst hoorde ik het woord guerra in de huiskamer vallen. De oorlog was bij ons op bezoek gekomen.
'Wie waren die mannen dan,' vroeg ik.
'Sommigen trekken nog een pensioentje van Franco.'
'Tegen wie vochten ze?'
'Tegen de Spanjaarden.'
'Waarom?'
'Het was oorlog. In die tijd was het oorlog.'
'Waarom gingen ze voor Franco vechten?'
'Omdat ze honger hadden. Franco gaf ze brood. Hij maakte misbruik van de situatie.'
'Was Franco goed of slecht?'
Daar had mijn vader geen antwoord op.
De Marokkaanse mannen die in Spanje gingen vechten
Onlangs begon ik eens goed uit te zoeken hoe het zat met die voorvaderen die met Franco waren meegegaan. In hoeverre waren zij betrokken bij die oorlog? Wat was hun rol?
Noord-Marokko was begin vorige eeuw een kolonie geworden van Spanje. Franco was een militair die het koloniale avontuur van Spanje in goede banen moest leiden. Hij opereerde vanuit de Spaanse kroonkolonie Melilla, niet ver van waar ik geboren ben.
Beetje bij beetje begon ik te begrijpen dat mijn geboortegrond minder onschuldig was dan ik had gedacht. Er was gevochten en gemoord.
In de jaren dertig kwam de politiek in Spanje in een stroomversnelling terecht. Rechtse groepen in de samenleving waren bang dat communisten aan de macht zouden komen om van Spanje een communistische staat te maken. De spanning steeg tot een kookpunt. In Melilla pleegde een groep officieren onder leiding van Franco een staatsgreep.
Franco rekruteerde zijn soldaten onder de arme Marokkaanse bevolking rond Melilla. Er was niet veel voor nodig om de jonge Marokkanen intrede te laten doen in zijn leger. Er heerste droogte op het platteland; de bevolking was ook door de Spanjaarden uitgeknepen. Het koloniale leger bood een vorstelijk soldij.
De rol van mijn voorvaderen in de oorlog van de nazi's
Om de strijd in Spanje te kunnen voeren, moesten Moorse troepen overgebracht worden. Maar de Straat van Gibraltar was onbegaanbaar voor Franco door de marine van de Republikeinen. Vliegtuigen moesten Franco uitkomst brengen, vliegtuigen die Adolf Hitler hem kon bezorgen.
Twee nazi-informanten uit Marokko vonden bij Hitler een gewillig oor. En zo raakten mijn voorvaderen betrokken bij de oorlog die de Duitse nazi's zouden gebruiken om hun militaire slagkracht te gebruiken, zonder dat ze argwaan wekten van de omringende landen.
In ruil voor de delfstoffen die de Spanjaarden uit de Marokkaanse mijnen haalden, leverde Hitler zijn beste piloten en vliegtuigen. Franco vroeg om tien vliegtuigen, Hitler bezorgde hem twintig Junkers inclusief het materiaal en de piloten om de assistentie mogelijk te maken.
Dit waren diezelfde Junkers die een jaar later Guernica zouden bombarderen, vereeuwigd door Picasso in zijn beroemde schilderij. Aan het einde van de maand juli vlogen de Junkers de eerste van de uiteindelijk 14.000 man over naar Spanje. Een aantal van mijn voorvaderen was daarbij. Zij maakten deel uit van de eerste militaire luchtbrug in de geschiedenis.
Op Pinterest vind ik een foto van Marokkaanse soldaten die aan boord gaan van de Junker 52. In de hand hebben ze een geweer, ze zijn gekleed in pofbroeken en hebben tulbanden op. Keek een van deze mannen uit het raam om een glimp op te vangen van zijn dorp, een van die dorpen waar ik bijna veertig jaar later geboren zal worden?
De nazi's noemden deze bijdrage operatie-Tovervuur, naar een lyrische passage uit de door Hitler zo geliefde Walkürevan Richard Wagner. Adolf Hitler zou na de overwinning van de Falangisten tegen Franco zeggen dat hij een standbeeld moest oprichten voor de Junker-brigade.
Waarom de herdenking niet alleen over de echte slachtoffers moet gaan
Robert Vuijsje heeft twee jaar geleden deze lezing mogen houden, een lezing die ik met veel interesse heb gelezen. Hij vindt dat de herdenking strikt beperkt moet blijven tot de echte slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Ik citeer: 'Het was een tijd waarin 4 mei nog geen verdedigingslinie hoefde op te bouwen om te voorkomen dat de herdenking werd uitgebreid naar alle oorlogsslachtoffers aller tijden - en ook nog tot alle deelnemers aan alle oorlogen. Tot de Duitsers aan toe, want die hebben het er zo moeilijk mee.'
Hij heeft het gevoel dat er een competitie van slachtofferschap is ontstaan. Door het uit te breiden naar andere slachtoffers van oorlogsgeweld, ontstaat er een vertekend beeld van wie de ware slachtoffers waren en verdwijnt het gevoel.
Deels ben ik het met Vuijsje eens, want ook ik ben kritisch wanneer een overdaad aan idealisme een instituut om zeep helpt. Toch kan ik het niet helemaal met hem eens zijn. Dat heeft met de 4 mei-herdenking zelf te maken.
Op 4 mei worden de slachtoffers herdacht van barbarij. En herdenken is een poging om niet te vergeten. Wie niet vergeet, kan wellicht de barbarij van zijn tijd herkennen en bestrijden. Elk jaar komen er nieuwe misdaden uit het verleden aan het licht, komen er nieuwe verhalen waarin slachtoffers en daders betrokken zijn; moeten we deze verhalen dan negeren? Dat zou ingaan tegen het karakter van 4 mei: stilstaan bij de slachtoffers van barbarij.
In de kern nodigt de herdenking uit om samen te komen, om samen te delen en zo sterker te worden. Mensen die redenen aanvoeren om erbij te willen horen bij voorbaat al buitensluiten, gaat tegen de natuur van de 4 mei-herdenking in. En dan is er nog een ander aspect, dat misschien nog wel belangrijker is en dat is dat de Tweede Wereldoorlog, de strijd tegen barbarij, elk jaar nieuwe slachtoffers maakt en nieuwe daders aan het licht brengt.
Zelfs ik, die lange tijd dacht dat de Tweede Wereldoorlog een Europese aangelegenheid was, ontdekte dat er op een dag familieleden bij een strijd werden betrokken waarin de nazi's hun ambities en doelstellingen waarmaakten. Ik zou dit verhaal, een van de vele verhalen uit de periode 1936-1945, nooit zo grondig uitgewerkt hebben, me er niet zo in hebben verdiept, als niet elk jaar in Nederland op 4 mei die verplichting tot herinneren, tot herdenken, werd gememoreerd.
En het komt door de oproep tot herdenken dat ik die geschiedenis verder heb uitgespit.
Wat de plicht tot herinneren ons brengt
Elk jaar opnieuw wordt mij een spiegel voorgehouden: wat is jouw connectie? Het herdenken maakt mijn kleine geschiedenis voor mij brandend actueel. En dat geldt niet alleen voor mij.
Generatiegenoten besluiten hun familiegeschiedenis te onderzoeken en stuiten dan op nieuwe feiten. Waarom? Omdat de plicht tot herinneren hen aanspoort.
En omdat die ontdekkingen zo talrijk zijn, hebben steeds meer mensen het gevoel dat wat er op 4 mei wordt herdacht ook over hen gaat. Op 4 mei herdenken we de doden, ook hen die we niet gekend hebben, ook hen die we zijn vergeten.
Het is een ritueel, ik weet het, maar het wordt een echt ritueel waarin plaats is voor bezinning en acceptatie, als iedereen die zich die twee minuten stilhoudt bij al die mensen die wel onderdeel uitmaken van die geschiedenis, maar vergeten of genegeerd of nog niet aan het licht gekomen zijn. Door te herdenken houden we het lijntje met de toekomst open.
Deze verkorte versie van de 4-mei lezing van Abdelkader Benali verscheen eerder in De Correspondent.