Internet of Things: van gadgets tot nuttige producten

Internet of Things kan ongelijkheid vergroten
Leestijd 4 minuten — Ma 16 maart 2015
Huisje, boompje, beestje

Het internet was ooit zeer overzichtelijk en bestond uit slechts een paar computers die met elkaar verbonden waren, maar nu dijt het uit. Van internet op de computer gingen we naar mobiele apparaten en dat brengt ons in het nu bij the Internet of Things (IoT). Dr. Egon van den Broek (Informatica, UU) gaf de zesde lezing in de reeks Huisje, Boompje, Beestje over dit fenomeen. Het staat voor alle apparatuur die via interne sensoren communiceert. Dit betekent niet zozeer dat we alles op het internet kunnen volgen, maar meer dat alle apparatuur sensoren heeft die met elkaar communiceren, zoals we dat al kennen in een auto of een slimme thermostaat. Van den Broek laat aan de hand van voorbeelden zien wat het IoT is, wat het mogelijk kan, maar ook waar de knelpunten liggen.

Écht alles en iedereen online

Van den Broek spreekt liever over 'The Internet of Everything': het online staan van mensen, dieren, dingen en processen. Dit komt voor in verschillende gebieden zoals transport, gezondheidszorg en landbouw. Vooral nieuwe technieken in de gezondheidszorg zijn erg populair, omdat ze sociaal worden geaccepteerd en gesteund. Denk bijvoorbeeld aan sensoren die je laten weten wanneer je je medicijnen moet nemen of sensoren in de ouderenzorg die hulpdiensten alarmeren wanneer nodig. Van den Broek zag de slimme sensoren jaren geleden al in gebruik in de landbouwsector. Hij was te gast bij een Nederlandse champignonkweker, een enorm bedrijf waar slechts tien man in dienst waren, want sensoren deden de rest van het werk. Deze hielden bij hoe de champignon groeide, wanneer er meer water nodig was en of de temperatuur in orde was. Ook dit is the Internet of Things.

Sensoren in de auto-industrie

De automarkt leent zich perfect voor het gebruik van sensoren. Een auto koop je tenslotte 'kaal', elke extra toevoeging doet de prijs stijgen. Deze innovatieve sector zorgt voor de invoering en gebruik van nieuwe technieken. Alhoewel, die sensoren in onze auto's zijn niet zo heel nieuw. Van den Broek vraagt het publiek te schatten wanneer de centrale deurvergrendeling is geïntroduceerd. Antwoord: de jaren 80. Hoewel Ford het inderdaad in de jaren 80 pas voor een groot publiek geeft geïntroduceerd, bestond het al in 1914. Voordeel van een slimme auto is gebruiksvriendelijkheid, nadeel ervan - meteen ook een nadeel van IoT in het algemeen - is dat het onze vaardigheden verandert en vermindert. We laten ons op de weg leiden door de TomTom die bij files de route voor ons wijzigt, dit heeft tot gevolg dat we zelf het wegennet niet goed meer kennen. “Als je niet in gedachten houdt naar welke stad je toe rijdt, kan je zo kriskras door Europa geleid worden”, grapt Van den Broek.

Human Centered

Het IoT verkeert nu op consumentenniveau vooral in de hype-fase: coole gadgets die men graag wil hebben, maar niet per se nuttig zijn - denk hierbij aan een waterkoker met wifi of een koelkast die zegt dat de melk op is. Het is een uitdaging voor technici en ontwerpers om dit op te schalen naar functionele producten. Maar daar zitten volgens Van den Broek wel wat voorwaarden aan verbonden. Ten eerste moeten we ervoor zorgen dat de techniek ons blijft dienen en niet onze behoeften voorbij schiet. Stel dat sensoren in een auto meten hoe wij ons tijdens het rijden voelen, bijvoorbeeld aan de hand van gehaast gedrag en hartslag. Dan kan de auto 'besluiten' om extra prikkels als telefoonoproepen uit te schakelen. Dat gaat een stap te ver, de mens moet zelf aan zet blijven. Het kan immers een belangrijk telefoontje zijn.

Ten tweede loert het gevaar van de technology push: 'de techniek maakt het mogelijk, dus we moeten het gebruiken'. Britse schapen kregen onlangs van wetenschappers een GPS sensor. De sensor maakte het mogelijk voor de herder van de schapen om de dieren thuis vanaf de bank in de gaten te houden. Wat bleek, de eigenaar keek liever zelf naar zijn schapen dan dat hij ze constant online kon volgen. Het leek hem alleen nuttig om een paar avontuurlijke schapen te kunnen volgen die ontsnapten naar de andere kant van het hek.

Het grootste gevaar van IoT is uitsluiting van mensen die er niet aan mee doen. Het mag natuurlijk geen tweedeling van onze maatschappij tot gevolg hebben, maar dat zit er wel aan te komen: “Op het moment is één op de negen mensen analfabeet, maar een nog groter aandeel is digibeet”, licht Van den Broek toe. De nieuwste ICT revolutie vraagt niet alleen om voorlopers in de technische sector, maar ook in de bureaucratie van wetgeving en beleid. En dat is misschien nog wel de grootste uitdaging.

Op woensdag 18 maart spreekt dr. Pim Haselager (Kunstmatige Intelligentie, RUN) over of computers steeds slimmer worden en of dat écht gevaarlijk zou zijn, zoals vaak in films wordt getoond. Wat zijn de urgentste dreigingen van technologie en hoe houden wij de controle?