Een mens maken in het lab, is dat mogelijk? Nou nee, maar stukjes menselijk weefsel namaken, dat lukt wetenschappers al wel. Een van die wetenschappers is prof. dr. Carlijn Bouten. In de lunchlezing De maakbare mens lichtte zij toe hoe ver de wetenschap hierin gevorderd is en welke vragen resteren voor de toekomst.
De enige die voorlopig een mens kan maken, is het menselijk lichaam zelf. In negen maanden tijd groeit een bevruchte eicel uit tot een zelfstandig functionerend organisme en in nog eens twintig jaar ontwikkelt dat zich verder tot een volgroeid mens. Onderweg gebeurt er van alles. Cellen delen zich, specialiseren zich in de functie van bijvoorbeeld huid- of spiercel, en sterven ook weer af. Het lichaam vervangt, oftewel 'regenereert', cellen met regelmaat. Ons bloed wordt elke twee maanden ververst en er groeit nieuwe huid als je een wondje hebt. Ook de lever is een bekend voorbeeld van een orgaan dat weer aangroeit als er een stuk uit wordt verwijderd. Deze processen begrijpen, nabootsen en vervolgens opnieuw kunnen uitvinden, dat is het vakgebied van de tissue engineering en de regeneratieve geneeskunde.
Het menselijke lichaam kan een hoop, maar bijvoorbeeld hersencellen regenereert het lichaam niet goed en heel traag. Bouten legt zich in haar onderzoek met name toe op toepassingen in het hart- en vaatstelsel zoals hartklepproblemen. Een patiënt die nu een vervangende hartklep nodig heeft, krijgt een synthetische hartklep of een exemplaar van een varken of rund. Een hartklep gemaakt van eigen cellen zou veel beter zijn omdat zo'n hartklep mee leeft en groeit in het lichaam.
In laboratoria is het gelukt om op basis van een aantal cellen verschillende types nieuw weefsel zoals een hartklep, kraakbeen en bloedvaten te generen. Behandeling van patiënten op basis van deze techniek is nu nog niet mogelijk, maar de belofte is er. Ondertussen levert het bestuderen van deze processen een heleboel nieuwe kennis op over het functioneren van het menselijk lichaam. Kennis die weer kan worden toegepast in ander medisch onderzoek, zoals het testen van medicijnen en behandelingen. Bouten hoopt dat tissue engineering zo een alternatief voor dierproeven zal opleveren.
Nieuwe technologieën brengen naast nieuwe beloften ook altijd nieuwe vragen met zich mee. Moeten we dit wel willen, het nog weer verder verlengen en verbeteren van leven? Hoe ver moet je gaan? Welke toepassingen moet je eerst onderzoeken? En wie is eigenlijk eigenaar van de op basis van menselijk materiaal opgekweekte weefsels? De discussie met de zaal en prof. dr. Frank Miedema ging dan ook vooral over dit soort ethische en maatschappelijke vragen. Bouten benadrukt vurig dat de patiënt en niet de technologie het uitgangspunt moet zijn en moet blijven. Zo toonde zij zich een wetenschapper met een roeping, volgens Miedema. Een mooi compliment van de Utrechtse arts aan de Eindhovense technicus, en een mooi voorbeeld van een vakgebied waar de TU/e en de UU samenwerken in het samenbrengen van techniek en praktijk.
Meer horen over de mogelijkheden en de moeilijkheden van regeneratieve geneeskunde? Kijk dan de lezing van prof. dr. Carlijn Bouten en de discussie met prof. dr. Frank Miedema hier terug. Dit was de laatste lezing in de serie Hedendaags futurisme. Vanaf 16 november spreken dezelfde duo's vier weken op rij bij Studium Generale Eindhoven. In Utrecht begint volgende week een nieuwe reeks lunchlezingen onder de noemer Vakmanschap is meesterschap. Dr. Harry van Vliet (Hogeschool Utrecht) gaat in gesprek met prof. dr. Joost Raessens (Universiteit Utrecht) over nieuwe media en hoe je onderzoek doet naar iets wat volop is beweging is.