De bullshit buiten houden: pleidooi voor een kritische houding

Leestijd 3 minuten — Do 13 oktober 2011

'One of the most salient features of our culture is that there is so much bullshit,' zo stelde filosoof Harry Frankfurt in 1985. Met de komst van internet en nieuwe media lijkt dit eens te meer waar, getuige de niet aflatende stroom tweets, status updates en blogs met al dan niet zinvolle berichten en games als Cow Clicker en Angrybirds. Maar bullshit is niet voorbehouden aan het internet. Denk aan dieet- en leiderschapsgoeroes, onwaarschijnlijke complottheorieën en vooringenomen onderzoekers. Ook in het pre-internet tijdperk waren er ongefundeerde meningen en slechte bronnen. De vraag is: hoe ga je hiermee om als onderzoeker?

De wereld om ons heen beter proberen te begrijpen, dat is wat wetenschap doet. Door te dromen en te observeren komt de onderzoeker op ideeën en vormt hij theorieën die hij weer kan toetsen aan de werkelijkheid. Zo genereert hij kennis. Hoe doe je onderzoek naar dingen die volop in beweging zijn? En doet het er toe of je als onderzoeker zelf deelneemt aan de praktijk waar je theorie over vormt? Deze vragen staan centraal in de tweede serie lunchlezingen Vakmanschap is meesterschap waarin lectoren van de Hogeschool Utrecht in gesprek gaan met wetenschappers van de Universiteit Utrecht. Deze week: dr. Harry van Vliet (HU) en dr. Ann-Sophie Lehmann (UU) over nieuwe media.

De bovenstaande voorbeelden van 'bullshit' maken duidelijk dat een mediawetenschapper een kritische houding moet aannemen: wat wordt me hier verteld? Wie vertelt het? En wat wil de zender ermee bereiken? Wat dat betreft zijn er geen grote verschillen met andere vakgebieden, vindt Van Vliet. Een goede onderzoeker combineert nieuwsgierigheid met een gezonde dosis scepsis: hij duikt in het onderwerp maar moet ook weer afstand kunnen nemen voor kritische reflectie.

Lehmann benadrukt dat deze houding bij mediastudies wellicht extra belangrijk is omdat onderzoekers en studenten zelf ook actief zijn in het veld dat ze bestuderen, anders dan bijvoorbeeld chemici. De indruk ontstaat gauw dat je als ervaringsdeskundige weet hoe het zit. Andersom is het volgens Van Vliet ook geen probleem om als mediawetenschapper niet actief te zijn op nieuwe media. Immers, een historicus kan ook onderzoek doen naar de Slag bij Waterloo zonder dat hij daar zelf bij was.

De vraag hoe om te gaan met nieuwe media leeft heel erg bij allerlei organisaties. Nieuwe media zijn booming, iedereen wil er iets mee doen, maar is tegelijkertijd huiverig om zich te openen naar publiek. Wat is de kwaliteit van uitlatingen op internet? Wie benader je? En vooral: hoe houd je de bullshit buiten? Van Vliet heeft ervaring in het begeleiden van culturele instellingen op het gebied van crossmediale toepassingen. Daarvan weet hij dat het snelle, haast hijgerige karakter van nieuwe media maakt dat organisaties het denkwerk vaak overslaan en zomaar op de nieuwe media-trein willen springen. Ook hier is kritische reflectie geboden. Wat wil je bereiken? Welke middelen zet je daartoe in? Mediawetenschappers kunnen met deze vragen helpen, of ze nu zijn opgeleid aan de universiteit of aan de hogeschool. Met psycholoog Kurt Lewin concludeerde van Vliet: 'There's nothing so practical as a good theory.'

Meer weten over onderzoek en onderwijs aan de frontlinie van nieuwe ontwikkelingen en hilarische voorbeelden van bad science horen? Kijk dan hier de lezing terug. Volgende week gaat Ad van Liempt (Lector Onderzoeksjournalistiek, HU) in gesprek met prof. dr. Frits van Oostrom (Universiteitshoogleraar Geesteswetenschappen, UU) over schrijven als academische vaardigheid en als journalistiek vak.