Duurzaamheid als wereldbeeld
Dat stelt prof. Paul Schnabel (Universiteitshoogleraar en directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau) naar aanleiding van de vraag of hij het serieus meent, als hij zegt dat de druk op grondstoffen wereldwijd zo groot is dat dit vast niet alleen in de Arabische wereld tot opstanden zal leiden. De beste wijn is al gedronken. We zijn ongelooflijk rijk in het Westen. Nederland heeft het hoogste Bruto Nationaal Product van de EU. We moeten beseffen dat niet de hele wereld in diezelfde welvaart zal kunnen leven en dat anderen ook hun aandeel opeisen. De Chinese overheid bracht vorige week haar vijfjarenplan uit. Dat ademt een enkele gedachte: nooit meer honger voor de Chinese bevolking, al moeten ze de halve wereld opkopen. Prof. Annelies Zoomers (International Development Studies) ziet deze trend wereldwijd. Met name de jongeren wereldwijd, willen hun dromen kunnen verwezenlijken. Fatsoenlijk te eten hebben hoort daar bij, maar ook een westerse levensstijl. Om de wereldbevolking te kunnen voeden zal voedselzekerheid opnieuw op de nationale en internationale beleidsagenda moeten komen. En we moeten beseffen dat het beleid van de laatste jaren om alles tot handelswaar uit te roepen, zelfs land en water, sociaal en ecologisch niet houdbaar is.
Welke parameters beschrijven sociale duurzaamheid in Nederland? Dat is de vraag die het SCP steeds krijgt van de regering. Welke zorgen zijn er voor morgen? Kun je nieuwe issues voorspellen, vroegtijdig opsporen en dan ingrijpen? In een complexe wereld is er, zo blijkt, steeds meer behoefte aan grip. Het streven naar duurzaamheid van de moderne mens is een positief, maar nieuw sociaal verschijnsel. Mensen willen verantwoordelijkheid nemen voor de toekomst. Maar mijn werk leert mij, zo stelt Schnabel, bescheiden te zijn. Naar de wereld kijkend zien we vooral de onvoorspelbaarheid toenemen. Sociologen voorspelden dat de druk op land en grondstoffen tot conflict kon leiden, maar dat dit nu en specifiek in de Arabische landen zou plaatsvinden was niet te voorspellen geweest. Als mensen niet in hun eerste levensbehoeften kunnen voorzien, zijn ze niet te houden. Ze zullen migreren en als dat niet kan, strijden voor hun leven. Dat geldt zeker voor jonge mensen.
Zoomers ziet deze effecten al langer in de landen waar ze onderzoek doet naar het ontwikkelingsbeleid en de invloed daarvan op de allerarmsten. Het is van belang te beseffen dat er al sinds de jaren '80 nagelaten is om beleid te maken op voedselzekerheid. De migratiestromen die we zien, zijn een gevolg van het neoliberale beleid dat al dertig jaar wordt gevoerd. We hebben natuur, water, land en lucht gecommodificeerd (opgedeeld en in de verkoop gedaan) en ontwikkelingslanden via het IMF gedwongen hieraan mee te doen. Direct en indirect heeft dit geleid tot het verdringen van mensen naar ecologische kwetsbare gebieden of naar de stad. In het ontwikkelingsbeleid worden mensen vaak gezien als slachtoffers, maar de mens is beter te typeren als denkend in oplossingen. Mensen blijven niet leven in armoede als ze kunnen migreren naar de stad of naar het buitenland. Ze houden contact met de thuisblijvers en vormen zo vaak een wereldwijd netwerk. We moeten rekening houden met deze keten van effecten, die zich geografisch uitstrekt. We hebben weer behoefte aan plannen op het gebied van voedsel en grondstoffen. Deze moeten gebiedsgericht zijn, maar rekening houden met de actoren en de wereldwijde netwerken waarin zij opereren.
In plaats van grote sprongen in beleid op het gebied van ontwikkeling stelt Zoomers dat een duurzame toekomst vraagt om een beter besef van de ideologie die dit heeft veroorzaakt. Een waarheidcommissie dus voor de bestuurders van het IMF en de Wereldbank? De architecten van dit beleid uit politiek en bedrijfsleven ondervragen en achterhalen welke ideeën er toen leefden en hoe het kon gebeuren dat deze keuzes werden gemaakt? Over twee weken spreekt prof. Rosemarie Buikema. Zij onderzoekt waarheidscommissies in Zuid-Afrika. Ze ziet dat mensen alleen verder kunnen in een samenleving als de waarheid boven tafel komt en verzoening volgt. Je kunt niet altijd wraken – in veel samenlevingen zullen dezelfde leiders de bevolking ook een nieuwe kant op moeten leiden. Ook in Nederland is een besef van de geschiedenis, van afhankelijkheden en onze verworvenheden nodig. Dan kunnen we opnieuw vaststellen wat belangrijk is. Volgens Buikema kan een nieuwe identiteit pas gevormd worden op basis van de oude, in een evolutionair en cyclisch proces. Haar visie sluit aan bij wat Schnabel een beter begrip noemt van onze verworvenheden en unieke positie in de geschiedenis.
Dat is extra moeilijk omdat de gevolgen van ons handelen in het Westen niet door ons gevoeld worden, maar door mens en milieu ver weg. In Nederland staan de schuimkoppen niet meer op de rivieren en stinken de schoorstenen niet meer. Bovendien hebben we een romantisch beeld van de natuur, zo bleek uit de discussie met prof. Anton Pijpers vorige week. Dat belemmert ons zakelijk te discussiëren over kiloknallers en dierenwelzijn of biodiversiteit. Over twee weken bespreekt Bert Theunissen het ontstaan van dit natuurbeeld en of een realistischer visie op de natuur ons kan helpen.
Een schrijnend voorbeeld is dat het feit dat maatregelen tegen klimaatverandering, zoals de aanplant van bossen en de verbouw van gewassen voor biofuels, sociaal helemaal niet duurzaam zijn. Ze verhogen de druk op land en verdrijven mensen. Ze vormen een verdere aanslag op biodiversiteit en het voor lokale voedselverbouw beschikbare areaal. Dit komt bovenop het opkopen van land door overheden als de Chinese en de investeringen van rijken voor hun landgoederen en tweede huizen, waardoor bijvoorbeeld de helft van Panama in privéhanden is. Onderzoek laat zien dat deze investeringen niet tot ontwikkeling of armoedebestrijding leiden en sterker nog dat deze termen geheel uit het debat verdwenen zijn. De beleidsdiscussies op de gebieden van biofuel, klimaat en investeringen lopen naast elkaar en de levensomstandigheden van de lokale bevolking zijn daarin geen issue. Governance is de laatste jaren voorgesteld als de manier om de scherpe kantjes van de liberalisering af te halen, maar werkt onvoldoende. Zonder rekening te houden met machtsverhoudingen van de lokale bevolking ten opzichte van internationale opkopers (landen of bedrijven) en bestuurders die de effecten vaak niet zelf zullen ondervinden, is het niet anders dan in de Vlaamse polders waar historicus Van Bavel eerder over sprak: Ook een governance-mechanisme kan ontaarden als de direct betrokkenen niet zelf mee kunnen beslissen en beheren. Een wildgroei aan lokale initiatieven met hun eigen governance codes leidt nu tot fragmentatie en maakt beleid op hoger niveau onmogelijk. Zodra een project goed loopt trekt het migranten aan, wat de druk op het gebied vergroot. Beslissen deze nieuwkomers mee?
Beide sprekers zijn het erover eens dat zowel vanuit Nederlands perspectief als vanuit ontwikkelingslanden, de nationale overheid een grotere verantwoordelijkheid moet nemen voor beleid en toezicht op duurzaamheidsissues. Een wereldregering zien beiden niet zo snel ontstaan. Het idee van global commons, waarin schaarse natuurlijk hulpbronnen gemeenschappelijk beheerd kunnen worden, vindt Zoomers moeilijk omdat op elk stuk land of zee al aanspraak gemaakt wordt. Kun je zo'n gemeenschap uitkopen? We zullen er mee moeten rekenen dat ook de effecten van klimaatverandering lokaal en onvoorspelbaar zullen zijn. Daarom moet de mens centraal staan in het onderzoek. Van belang is de veerkracht van een gemeenschap. Terwijl we beseffen dat de mens opereert in netwerken die tegelijkertijd lokaal, nationaal en internationaal zijn.
Sociologen zoals Manuel Castells beschrijven de wereld als een space of flow: mensen, goederen en geld bewegen over de wereld. Globalisering, liberalisering van markten, individualisering en technologische ontwikkelingen stellen ons in staat te reizen en met elkaar te communiceren wereldwijd. Zoomers stelt dat globalisering mensen verbindt, maar ook fragmenteert. Er zijn grote groepen die niet profiteren van deze ontwikkeling, die uitgesloten zijn van de voordelen van globalisering. De landlozen, de opstandelingen in het Midden-Oosten en de PVV-stemmers in Nederland voelen zich zo lijkt het, niet verbonden met dit geheel.
Schnabel ziet de bijdrage van de wetenschap vooral in het beschrijven van de sociale aspecten van de transitie naar duurzaamheid. Prioriteit heeft het investeren in schone technologie, wat Nederland veel te weinig doet. Ook nieuwe wetgeving is van belang zodat milieuvriendelijk handelen loont en in de prijs rekening wordt gehouden met schaarste. Niet-wettelijke maatregelen werken onvoldoende. Een derde factor is gedragsverandering om tot een duurzamer wereld te komen. Gedragsverandering en bewustwording zijn moeilijk zo stelden we al, omdat ze samenhangen met verandering van ons zelfbeeld en ons beeld van de natuur.
Volgende week zullen prof. Peter Werkhoven en prof. Raessens zich afvragen of de nieuwe media mogelijkheden bieden. Serious games maken gebruik van de behoefte van de mens om te spelen. Spelenderwijs leer je kijken met de bril van een ander: je verplaatsen in mensen en situaties en daarmee om te gaan, zodat je dat in de werkelijkheid kunt toepassen. Misschien wordt het dan zelfs mogelijk voor ons om allemaal een identiteit aan te nemen als wereldburger en ons verbonden te voelen met mensen en de natuur waarvan we afhankelijk zijn. Is het internet meer dan andere instituties er toe in staat mensen te binden en tot gezamenlijke actie te bewegen? De frase reality is broken, we need games to fix it, zou wel eens waar kunnen zijn. Hopelijk kunnen we de strijd om voedsel en grondstoffen daarmee voorkomen.
Kijk de dubbellezing van prof. Paul Schnabel en prof. Annelies Zoomers terug: Migratie en nieuwe identiteit