De taal van muziek
Maar wat is nu eigenlijk de oorsprong van de westerse muziek? Gisteren was de eerste lezing van Leo Samama in de serie De taal van muziek waarin hij vertelde over het eenstemmige gezang en hoe dit evolueerde via de polyfonie naar de monodie.
Klank en structuur
Een muziekstuk bestaat uit verschillende componenten die samen een harmonisch geheel vormen. Samama vertelde dat er bij het componeren van een muziekstuk erg veel techniek en terminologie komt kijken. Om de ene klank van de andere te kunnen onderscheiden, is het noodzakelijk elk van de afzonderlijke componenten onder de loep te nemen.
De samenstelling wordt bepaald door de hoogte van de verschillende tonen en de combinatie van gelijkklinkende tonen, ook wel samenklank genoemd. Ook van belang is de manier waarop verschillende stemmen te horen zijn, zijn ze door elkaar te horen en/of gaan zij ieder hun eigen weg? De luidheid van de verschillende tonen wordt ook wel dynamiek genoemd en zorgt voor de accenten in een stuk. De luidheid kan stemmen benadrukken en naar voren laten komen of een melodie laten groeien waardoor het stuk karakter krijgt. De duur van de tonen kan kort en snel achter achter elkaar zijn of lang en stroperig. Verder zijn het ritme en tempo van de muziek belangrijk. De hoogte tussen tonen leidt tot een interval, eigenlijk de ruimte tussen twee tonen.
De voorgenoemde termen zijn nog maar enkele van de meest algemene kenmerken van de techniek die muziek behelst. Het gebruik van deze verschillende componenten is niet altijd het zelfde geweest en heeft in de geschiedenis een evolutie doorgemaakt. Bij het bewust luisteren naar muziek is het van groot belang elk van de genoemde componenten na te trekken, op het gehoor te analyseren en vervolgens de werking ervan te toetsen. Pas dan wordt men zich bewust dat de klank van de muziek niet los gezien kan worden van de structuur van muziek. Klik hier voor meer informatie over de losse muziekcomponenten.
Evolutie van de compositie
Volgens Samama is de melodie de basis van de Westerse muziek. Uit de vroege middeleeuwen zijn enkel eenstemmige composities overgeleverd. Dit hoeft echter niet te betekenen dat de stukken ook eenstemmig werden uitgevoerd. De belangrijkste muzieksoort in de vroege Middeleeuwen was het Gregoriaans gezang. In de Gregoriaanse zang zingt één stem in een golvende beweging om een basistoon van een bepaalde hoogte heen als een soort paralelle beweging. De hogere tonen in dit geheel heten dominanten en de lagere tonen de subdominanten.
Aanvankelijk waren er nog geen polyfone muziekstukken maar alleen homofone muziek. Dit had ermee te maken dat de kerk een bepaalde vorm van componeren had gedicteerd waar in principe niet vanaf mocht worden geweken. Deze vorm van componeren moest de heilige drie-eenheid uit de Bijbel symboliseren. In de praktijk werd hier echter van afgeweken en door het spelen met wat wel en niet gebruikelijk was kwamen belangrijke nieuwe ontwikkelingen in de muziek tot stand. Componisten wilden steeds dichter naar de tekst gaan in hun muziekstukken, zodat ze duidelijker te verstaan was. Dit leidde tot een hoogbloei in de meerstemmigheid en polyfonie vanaf de elfde eeuw tot rond 1600. Men wilde bijvoorbeeld verzen zo goed mogelijk overbrengen in zang en hiervoor was een meer gedistingeerde muziekgrammatica nodig - kenmerkend voor de evolutie van de compositie. Echter waren er beperkingen aan de polyfonie en ging men over op de monodie: de melodie met akkoordbegeleiding. Ter vervanging van het complexe weefsel van diverse zelfstandige, door elkaar gevlochten partijen van de polyfonie.
Volgende week, op maandag 25 oktober, is het volgende college van Leo Samama waarin hij de verdere ontwikkeling van de muziek via de monodie naar aria's en de sonate zal bespreken. Wees van harte welkom, alle lezingen zijn los te volgen. Kijk de lezing van 18 oktober hier terug.