Orde in 100 jaar beelddocumenten

Media fungeert als een historische bron. Het kan ons namelijk veel vertellen over de culturele waarden uit de vorige eeuw en het heden.
Leestijd 4 minuten — Ma 23 maart 2009
Information overload

In deze alweer laatste lezing, Orde in 100 jaar beelddocumenten van 23 maart 2009, in de serie 'Information Overload' benadrukt drs. Bas Agterberg de waarde van visueel beeldmateriaal. Hij legt ons uit hoe men orde kan scheppen in de ongelooflijke hoeveelheid – 'Overload' - aan visueel beeldmateriaal, die de afgelopen eeuw is verzameld. En hoe vervolgens deze orde tot kennis kan worden omgezet. Gedurende de gehele lezing staat de vraag 'Waarom is er een audiovisueel archief en wat kun je ermee?' centraal.

Kennis van media is van belang en waardevol. Media is een historische bron die culturele waarden uit de vorige eeuw prijs geeft. Media varieert van kunst tot nieuws tot quizzen, als 'Lingo'. Het heeft verschillende functies. De culturele waarde is daardoor lastig, maar wel vanuit meerdere invalshoeken te bepalen. Wie een beeld wil hebben van Nederland over 100 jaar heeft de gehele collectie nodig.

Tot de jaren '80 werd weinig beeldmateriaal bewaard. Het beleid van archivering is pas van de laatste jaren. Voor die tijd zag men enerzijds het cultureel, historisch en economisch belang van media niet in. Anderzijds was de techniek nog niet ver gevorderd. Toegang tot media was schaars en opslag van beeldmateriaal kostte geld en ruimte. De vooruitgang van de techniek, zoals de opkomst van de videospeler en latere digitalisering, zorgde voor een doorbraak. De schaarste werd opgeheven. Media werd voor iedereen toegankelijk en opslag werd minder kostbaar. Oude dragers (filmbanden) kunnen nu ook gedigitaliseerd worden om teloorgang te voorkomen.

Momenteel is in het archief van het NIBG ruim 10.000 uur aan beeldmateriaal opgenomen. Dit materiaal staat voor verschillende doeleinden ter beschikking, zoals onderzoek, educatie, maar ook voor het grote publiek (via internet en bijvoorbeeld 'The Experience').

Het archief heeft veel mogelijkheden en wordt steeds verder uitgebreid. Naast audiovisueel materiaal zijn ook meta-data en achtergrond informatie in de catalogus opgeslagen. Deze zijn nodig voor het opzoeken van materiaal en de beoordeling daarvan. Zonder meta-data weet je namelijk niet wat je hebt en kun je niks met het materiaal doen. Achtergrond informatie plaatst het geheel weer in zijn context. Vroeger waren deze beschrijvingen vooral gericht op het materiaal zelf. Informatie over wanneer, wie er in spelen, wie het heeft gemaakt en dergelijke waren er niet in opgenomen.

Daarnaast bevat de catalogus ook beeld- en spraakherkenning. Dit maakt het zoeken op thema's en onderwerpen gemakkelijker. Het vereist geavanceerde software. Mensen zien voorwerpen, een computer ziet alleen een vorm. Om dit te overbruggen worden beelden teruggebracht tot bepaalde elementen. Vervolgens gaat de computer deze elementen vergelijken met al het beeldmateriaal op vergelijkbare elementen.

Kennis en achtergrond informatie zijn moeilijk te achterhalen, vooral bij oud materiaal. Veel is verloren gegaan en nooit gedeeld. Bij 'oudgedienden' van de media wereld is echter nog veel kennis aanwezig. Via symposia, waarbij bepaalde onderwerpen als 'Talkshows' centraal staan, worden deze oudgedienden uitgenodigd. Zij delen hier hun waardevolle kennis, die weer wordt opgenomen in het archief. Zo wordt bijvoorbeeld duidelijk dat er, vergeleken met vroeger, veel veranderd is in de omgang met de gasten, maar dat de onderwerpen en thema's die tijdens een talkshow werden behandeld veelal hetzelfde zijn gebleven. Koos Postema behandelde in de jaren '80 al onderwerpen als pedofilie. En Willem Duijs maakte in 1971 euthanasie al bespreekbaar.

Het belang van meta-data en achtergrondinformatie en de toepassingen van al dit beeldmateriaal kan nog met tal van andere voorbeelden worden geïllustreerd:

Zo zijn een van de best bewaarde beeldmaterialen de Polygoonjournalen, die vanaf de jaren '20 tot '85 in de bioscopen te zien waren. De filmpjes zijn relatief kort, er is veel meta-data en context informatie van bekend. Dit maakt het makkelijk om er allerlei thema's aan te koppelen. Mede hierdoor is de stem van Philip Bloomendal onderdeel geworden van het collectief geheugen van Nederland. De Polygoonjournaals geven een bepaald historisch beeld van Nederland en laten zien hoe Nederland in de tijd is veranderd. Dit is niet perse het juiste beeld, maar wel een beeld.

Het belang van contextinformatie kan ook worden geïllustreerd via de VARA-komedie 'Zeg eens AA'. De informatie dat 'Zeg eens AA' meer dan 20 jaar afleveringen heeft gemaakt en daarmee de langst lopende serie in Nederland is geweest, is van groot belang voor de interpretatie van de serie.

Analyse van 'leaders', logo's, vormgeving en begintunes van de verschillende omroepen levert ook weer informatie op. Contextinformatie verduidelijkt de keuzes hierin en de inbedding hiervan in de samenleving. Tijdens de opkomst van de kleurentelevisie moest er bijvoorbeeld rekening gehouden worden met het kleurgebruik. Vele mensen keken namelijk ook nog via een zwart-wit televisie en de kleuren en contrasten moesten op beide tv's goed zijn. Zonder kennis van deze informatie was wellicht keuzes voor kleuren en contrast destijds heel anders geïnterpreteerd.

Het NIBG streeft ernaar om een kennisinstituut te zijn. Zij zijn echter geen universiteit, maar willen wel een platform zijn. Daarom werken zij nu samen met verschillende universiteiten ter verbreding van hun platform door verschillende projecten. Op deze manier kan het archief nog verder worden uitgebreid en de kennis nog meer toenemen.