Het concept ‘bullshit jobs’ werd populair door het gelijknamige boek uit 2018 van Amerikaanse antropoloog en activist David Graeber. Hij stelde dat veel banen in de moderne samenleving sociaal nutteloos zijn en geen zinvolle bijdrage leveren aan de samenleving of aan persoonlijk welzijn. Deze banen worden volgens hem gekenmerkt door een gebrek aan doelgerichtheid, repetitieve taken en het gevoel dat het werk gemakkelijk kan worden afgeschaft zonder negatieve gevolgen. Sommige banen, zoals administratieve assistenten, liftbedienden (die bestaan in de VS) en receptionisten, zijn er vooral om iemand anders belangrijk te laten lijken. Daarnaast, zegt Graeber, zijn er banen die actief schadelijk zijn voor de maatschappij, zoals bedrijfsadvocaten en lobbyisten, militaire banen en beroepen in de financiële sector. Tot slot spelen managers hier ook een rol in, omdat ze kunnen bijdragen aan het creëren van meer maatschappelijk nutteloze taken.
Een recent onderzoek bevestigt de theorie van Graeber. Op basis van surveys bleek dat 19% van de werknemers vond dat hun baan sociaal nutteloos was. De bevindingen, gepubliceerd in het tijdschrift Work, Employment and Society, suggereren dat een aanzienlijk deel van de Amerikaanse beroepsbevolking - met name degenen die werkzaam zijn in administratieve ondersteunende beroepen, verkoopberoepen en zakelijke en financiële beroepen - hun rollen als overbodig en waardeloos ervaren. In Nederland verschijnt elke twee jaar een rapport over hoe werknemers hun werk waarderen, getiteld ‘De waarde van werk’. In nieuwste uitvoering staat dat werkenden hun werk gemiddeld met een 7,5 bestempelen, twee derde tot driekwart van de werkenden is bevlogen en 60 procent tot driekwart vindt haar of zijn werk belangrijk en zinvol. Eén op de 10 vindt het werk niet zinnig.
Wat maakt werk dan precies waardevol of waardeloos? Hoe belangrijk is een baan eigenlijk? Wat zijn hierin de verschillen tussen Nederland en de VS? In het Science Cafe over werk gingen we hierover in gesprek met filosoof dr. Thijs Lijster (RUG), historicus prof. James Kennedy (UU) en ontslagpsycholoog dr. Janske van Eersel (UU).