De dierentuin: exploitatie of conservatie?

Een olifant in gevangenschap, is beter dan helemaal geen olifant. Of ligt het niet zo simpel als dat?
Leestijd 4 minuten — Wo 10 mei 2017
Filosofisch Café

Volgens velen zitten we midden in de 6th mass extinction. Ontbossing, gebruik van gifstoffen en verhoogde emissies zorgen voor een ongekend groot verlies van biodiversiteit in hoog tempo. Het tij kan volgens onderzoekers nog keren door overexploitatie tegen te gaan. Maar hoewel dit al jaren bekend is, is het grote uitsterven van diersoorten nog niet gestopt. Voor reservaten is steeds minder plek en ze zijn moeilijk vrij te houden van stropers en ander gevaar. Zijn dierentuinen dan de oplossing voor soortbehoud? Of gaat dat in tegen de vrijheid van het individuele dier? Dr. Bernice Bovenkerk en prof. dr. Jozef Keulartz spraken in het Filosofisch Café over de rechtvaardiging van het houden van dieren in dierentuinen. Wat telt zwaarder?

Het dier als auteur van zijn eigen leven

In de film The Truman Show heeft hoofdpersonage Truman geen flauw benul dat alles om hem heen in scene is gezet. Hij is het hoofdpersonage in zijn eigen reality show zonder dat hij het weet. Alles om hen heen is nep. Zelfs zijn vrouw is een actrice. Toch leeft hij in al zijn onwetendheid een vrij aardig bestaan. Maar, stelt Bovenkerk, Truman is geen auteur van zijn eigen leven. Hij kan niet zelf bedenken hoe hij zijn leven vorm wil geven en dit vervolgens in de praktijk wil brengen. Het is immers de scenarioschrijver van de show die bepaalt. Bovenkerk vergelijkt zijn situatie met die van dieren in dierentuinen, maar ook in reservaten. Hoewel dieren niet per definitie lijden in die situaties, wordt hun autonomie aangetast.

Die autonomie is namelijk ook bij dieren aanwezig. In tegenstelling tot ethicus Cochrane, die meent dat dieren geen wezenlijk voordeel hebben bij vrijheid, stelt Bovenkerk dat dieren, net als mensen, een intrinsiek belang hebben bij het in vrijheid uitvoeren van hun levensplan. 'Speciesisme', discriminatie op basis van soort, is onterecht. Autonomie is gradueel. Net zoals er bepaalde groepen mensen zijn die minder autonoom zijn dan andere, zoals baby's of demente bejaarden, bezitten mensapen en dolfijnen meer zelfreflectie dan de kat van de buren. Hoe meer autonomie, hoe meer intrinsiek belang bij individuele vrijheid. Dit is vooral het geval bij wilde dieren. Hun 'wildheid' loopt parallel met hun autonomie. Een leeuw laat zich niet zomaar aanlijnen, hij bepaalt zelf wel waar hij naartoe gaat en wanneer. Dierentuinen ontzeggen de individuele vrijheid van dieren.

Daarnaast is het voor een dier in gevangenschap lastig om natuurlijk gedrag te vertonen. Zo leggen olifanten in het wild dagelijks tientallen kilometers af. Een dierentuin kan nooit in die orde van grootte de natuurlijke habitat nabootsen. Denk ook aan de manier waarop dieren gevoed worden. Zelden krijgen leeuwen de kans zich te storten op een leven dier dat zich uit de voeten kan maken. Het vlees wordt in grote stukken voor ze neergegooid. Ze hoeven het alleen nog maar op te eten.

De dierentuin 2.0

Milieuethici, zoals Keulartz, stellen dat gevangenschap essentieel is om bedreigde diersoorten te beschermen. De vraag is of gevangenschap voor soortbehoud te verenigen met individueel welzijn? Keulartz denkt van wel. Hij pleit voor een double vision: we moeten dieren zien als wezens die individuele zorg behoeven en tegelijkertijd moeten we zien als leden van een soort die specifieke bescherming nodig heeft.

Volgens Keulartz heeft de dierentuin namelijk een transformatie doorgemaakt: van openlucht entertainment naar soortbehoud. Het welzijn van de dieren staat hierbij voorop. Door verrijking van het leven van de dieren op meerdere gebieden verbetert hun kwaliteit van leven aanzienlijk. Zo krijgen dieren bijvoorbeeld objecten om mee te stoeien, en wordt de wilde setting steeds meer nagebootst. Dat betekent eten op onregelmatige tijden waar ze zelf naar moeten zoeken. Ook de verblijven zijn lang niet meer wat wat ze waren. Er is meer ruimte om soort-specifiek gedrag te vertonen, bijvoorbeeld door meer diverse verblijven die met elkaar verbonden zijn. Daarnaast worden dieren niet meer altijd apart gehouden. De verblijven waar diersoorten met elkaar mengen zijn in opkomst.

Naast deze focus op het individuele welzijn van de dieren wordt het soortbehoud steeds belangrijker. Er is sprake van specialisatie: steeds meer bedreigde soorten krijgen een plek in de herberg. Bovendien dragen dierentuinen bij aan allerlei projecten om soortbehoud te bevorderen, bijvoorbeeld door middel van regionale en interregionale fokprogramma's. Het gaat om een integrale benadering: alle activiteiten die een dierentuin onderneemt moeten in het teken staan van soortbehoud. Financiering maakt hier ook onderdeel van uit. Zo gaat een deel van je entreekaartje ook naar soortbehoud in het wild.

Het individuele belang van het dier en het belang van het voortbestaan van de soort hoeven dus niet met elkaar in strijd te zijn. Feit blijft wel dat het aanvoelt als een plan B. Als we het massale verlies aan biodiversiteit alleen kunnen tegengaan door dieren in dierentuinen te houden, is dat slechts een pyrrusoverwinning.