Ik ben een doener. En nu?

Linda Kaper (stagiaire) doet de komende weken op vrijdag verslag van haar onderzoek naar leerstijlen.
Leestijd 3 minuten — Vr 28 september 2012

Ben je een doener, dan zul je zodra je een wiskundeopgave in handen krijgt er iets mee willen doen. Neem bijvoorbeeld een meetkundige vraag waarbij je aan de hand van een uitslag moet bepalen welk figuur het wordt. Jouw reactie zal zijn om een schaar te pakken, de plattegrond uit te knippen en in elkaar te zetten.

Zoals we in het bovenstaande voorbeeld zien, hou je er als doener van om actief bezig te zijn. Je bent graag betrokken bij het proces en vindt het fijn om plannen uit te voeren. Ook het oplossen van problemen vindt je leuk, waarbij je tastbare resultaten wilt. Je bent sociaal en houdt van mensen. Kennis krijg je dan ook liever van anderen, dan dat je op je eigen analytische capaciteiten vertrouwt. Je bent er goed in om je aan allerlei situaties aan te passen. Verder geniet je ervan om in de schijnwerpers te staan, dus bij een presentatie bied jij je vrijwillig aan. Voor risico's ben je minder bevreesd dan mensen met de andere leerstijlen.

Laten we het uitproberen!
Elke leerstijl heeft een eigen karakteristieke vraag. Dat is de vraag die je het vaakst stelt en waarin je het meest geïnteresseerd bent. Als doener is jouw vraag: “wat als?” Iedereen kent het gevolg van een Mentos-snoepje in een fles cola wel (zo niet, zie hier). Waar andere leerstijlen meer gericht zijn op het waarom van het spuiten van de cola, stel jij vragen als wat gebeurt er als ik meer mentos in de cola gooi? Of wat gebeurt er als ik andere snoepjes in de cola gooi? Jouw motto is dan ook: laten we het uitproberen!

Als doener is je ideale leeromgeving een plek waar je veel kan doen. Dit betekent dat er spannende en uitdagende situaties zijn die om actie en keuzes vragen. Bijvoorbeeld de beursvloer waar je continu moet beslissen of je koopt of verkoopt, is voor jou een plek waar jij je thuis voelt. Ook is het belangrijk dat er veel afwisseling in werkvormen is. Wegens je sociale aard, is de onderlinge sfeer ook erg belangrijk. Op zoek naar de beste leeromgeving voor jou is het belangrijk om te kijken of er ruimte is voor humor, plezier en ontspanning. Dus een studiegroep waar nooit gelachen wordt, is niet de plek waar jij moet zijn.

De doener en wiskunde: een slechte combinatie?
Het meeste wiskundeonderwijs richt zich op abstracte begrippen, maar met je neus in de boeken zitten is niets voor jou. Toch is het om wiskunde te begrijpen belangrijk te weten waarom iets zo is. Om de theorie toch te leren, is misschien de concept map een goed hulpmiddel. Hierbij ben je toch iets aan het doen, terwijl je wel met begrippen bezig bent. Daarnaast kan het helpen om een studiegroepje te beginnen met een bezinner en/of een denker. Zij zouden je kunnen helpen de theorie te begrijpen. Daarbij zou jij hen kunnen helpen de theorie weer praktisch te maken.

Denk niet dat iets doen bij wiskunde een onmogelijkheid is. Allereerst is er tegenwoordig vaak de mogelijkheid om te 'spelen' met computersimulaties. Verder is het ook mogelijk om principes visueel te maken. Bijvoorbeeld door bij het onderwerp exponentiële functies blaadjes doormidden te vouwen of een simulatie van een bankrekening te gebruiken. Ook is het mogelijk om met grafieken te experimenten. Probeer steeds op zoek te blijven gaan naar de mogelijkheden om iets te doen, maar waag je toch ook aan de theorie.

Lees de eerdere blogs in deze serie:
> Wiskunde leren: een oerwoud of een dierentuin? (7 september)
> Spiraalsgewijs wiskunde leren: is dat de oplossing? (14 september)
> Iedereen zijn eigen stijl (21 september)