Zelfs als we de spraakverwarring over de vrije wil ontrafelen, zullen we het niet eens worden over haar bestaan en eigenschappen. Dr. Ria van der Lecq bleek vorige week niet al te optimistisch over eensgezindheid rondom de vrije wil. 'Een eenduidig antwoord zullen we niet aantreffen, omdat er bij verschillende vakgebieden verschillende en conflicterende aannames een rol spelen', aldus Van der Lecq. Aan filosoof prof. dr. mr. Herman Philipse stelde zij de vraag: 'Uit de bijdragen van de anderen blijkt dat elke discipline over de vrije wil zijn eigen vragen heeft geformuleerd. Wat houdt dan 'het verhelderen van DE vraag' in?'
Drie keer vrije wil
Volgens Philipse moeten de verschillende gebruiken van de term 'vrije wil' en de daarmee samenhangende noties geanalyseerd en verhelderd worden. In deze zin is Philipse het eens met Ria van der Lecq en ook met Thomas Müller. Philipse geeft de volgende invulling aan zijn analyse.
'In de wijsgerige traditie zijn veel verschillende begrippen van vrije wil ontwikkeld, die allemaal naast elkaar kunnen bestaan en deels aansluiten bij het alledaagse spraakgebruik. Men kan wilsvrijheid bijvoorbeeld begrijpen als een vermogen of dispositie om op grond van goede redenen te kiezen uit verschillende gedragsmogelijkheden. In deze betekenis is de ene mens vrijer dan de andere en er zijn altijd beperkingen van vrijheid. Neurowetenschap kan een bijdrage leveren aan het verklaren van deze verschillen. Ze zal echter nooit kunnen ontdekken dat wilsvrijheid in de zin van dit vermogen in het geheel niet bestaat, want het is een empirisch feit dat mensen het in verschillende mate bezitten.
Ook vrije wil in de iets andere betekenis van een vermogen anders te handelen dan men deed is een empirisch constateerbare eigenschap die bij de ene mens in grotere mate aanwezig is dan bij de andere. Dit is althans het geval wanneer men het vermogen begrijpt als een algemene capaciteit om anders te handelen in vergelijkbare situaties.
Een derde begrip van de vrije wil is de Cartesiaanse notie dat een wilsbesluit pas dan geheel vrij is indien het op geen enkele wijze causaal is beïnvloed. Dan rijst de vraag hoe dergelijke zielsactiviteiten causaal kunnen inwerken op onze hersenen zonder de behoudswetten te schenden die gelden voor materiële systemen.'
Hiermee geeft Philipse antwoord op Van der Lecqs waar het verhelderen van DE vraag in bestaat. Philipse concludeert: 'De algemene les van deze uiterst onvolledige opmerkingen is dat het antwoord op de vraag of neurowetenschappelijk onderzoek het bestaan van de vrije wil kan uitsluiten geheel afhangt van het specifieke begrip van vrije wil dat men hanteert. Sommige begrippen van vrije wil zijn bijvoorbeeld compatibel met hersendeterminisme en andere niet.'
Een wetenschapstheoretische analyse
Volgens Philipse is er echter meer te doen voor filosofen dan begripsanalyse. Een stukje wetenschapstheoretische analyse hoort er ook nog bij.
'We beantwoorden de vraag “waarom deed je dat” meestal door het geven van redenen. Hoe verhoudt zich nu het verklaren of motiveren van handelingen door het geven van redenen tot het verklaren van lichaamsbewegingen door het opsporen van hersen-oorzaken? Omdat de logica van deze verschillende verklaringswijzen verschillend is, is het weinig plausibel dat de eerste gereduceerd kan worden tot de tweede. Hersenonderzoek zal daarom niets kunnen bijdragen tot het verklaren van handelingen in termen van redenen.
Nu betoogt Victor Lamme echter in zijn populaire boek De vrije wil bestaat niet (2010) dat onze alledaagse visie volgens welke veel van ons handelen berust op een vrije keuze die gemotiveerd is door redenen “een regelrechte vergissing” is. De wetenschapsfilosoof zal op dit punt onderzoeken hoe waarschijnlijk het empirische materiaal dat Lamme aandraagt deze verregaande conclusie maakt. Bovendien raakt Lamme in de problemen door te beweren dat alle redenen slechts 'rationalisaties achteraf' zijn. Als dat zo is, dan zou Lamme moeten concluderen dat de redenen die Lamme geeft voor zijn conclusie zelf rationalisaties zijn. Hij raakt in een paradox verzeild. Waarom zou men zijn conclusie dat alle redenen rationalisaties zijn, geloven, indien de redenen voor die conclusie niets meer zijn dan rationalisaties?'
Volgende week
Frans Verstraten zal zich volgende week in de discussie mengen. Hij beantwoord onder andere de vraag die Herman Philipse aan hem stelt: 'Ben je het als psycholoog eens met Victor Lamme en Dick Swaab dat de menselijke vrije wil niet meer is dan een “plezierige illusie” (overigens is Swaab iets genuanceerder dan Lamme op dit punt)?'
* Dit artikel is een samengevatte versie. In april verschijnt een bundel met alle volledige reacties.
Eerder verschenen in deze reeks:
Kettingreactie: zijn wij ons brein?
Kettingreactie: zijn wij ons brein? Het antwoord van Willem Koops
Kettingreactie: zijn wij ons brein? Het antwoord van Jan van Gijn
Kettingreactie: zijn wij ons brein? Het antwoord van Thomas Müller
Kettingreactie: zijn wij ons brein? Het antwoord van Iris Sommer
Kettingreactie: zijn wij ons brein? Het antwoord van Johan Bolhuis
Kettingreactie: zijn wij ons brein? Het antwoord van Ria van der Lecq
Later verscheen in deze reeks:
Kettingreactie: zijn wij ons brein? Het antwoord van Frans Verstraten
Kettingreactie: zijn wij ons brein? Het antwoord van Nora van Oostrom-Streep
Kettingreactie: zijn wij ons brein? Het antwoord van Martijn van den Heuvel
Kettingreactie: zijn wij ons brein? Het antwoord van Menno Lievers
Kettingreactie: zijn wij ons brein? Het antwoord van Marian Joëls
Kettingreactie: zijn wij ons brein? Het antwoord van Ted Sanders
Kettingreactie: zijn wij ons brein? Het antwoord van Marcus Düwell
Kettingreactie: zijn wij ons brein? Het antwoord van Liesbeth Woertman