Volgens Yerkes is de term 'werk-privébalans' problematisch. Het suggereert namelijk dat werk centraal staat in ons leven, terwijl er natuurlijk meer is waar we plezier uithalen of waar we ons verantwoordelijk voor voelen. Yerkes deed onderzoek naar werk-privébeleid in verschillende landen, en vond dat er vaak wordt nagedacht over hoe mensen kunnen blijven werken, in plaats van over wat ze belangrijk vinden en hoe ze dat kunnen blijven doen.
Een ander probleem met de term is dat de grens tussen werk en privé helemaal niet zo makkelijk te trekken is. In de jaren '50 waren dat misschien nog gescheiden werelden, vertelt Yerkes, maar tegenwoordig is er veel meer overlap. Die grensvervaging heeft verschillende oorzaken: door de verschuiving naar de dienstensector en door technologische ontwikkelingen - zoals videobellen - is werk flexibeler geworden, en kent het minder vaste dagen en tijden in de week. Sommige beroepsgroepen kunnen met hun laptop op elke plek en op elk moment van de dag werken, en door smartphones zijn we altijd en overal bereikbaar. Daarnaast is er door de emancipatie van vrouwen een minder hard onderscheid tussen de kostwinner en degene die thuis de zorgtaken op zich neemt: werk moet nu vaker wijken als er gezorgd moet worden, bijvoorbeeld voor een verkouden kind dat niet naar school kan.
"De separators hadden veel moeite met thuiswerken, terwijl de integrators juist tevreden waren over hun werk-privébalans."
Is die vervagende grens ongezond? Yerkes deed onderzoek naar het effect van thuiswerken tijdens de corona-pandemie, toen voor veel mensen in één klap de fysieke grens tussen kantoor en thuis werd opgeheven. Ze vond twee verschillende groepen thuiswerkers, de integrators en separators. Die eerste groep gedijt goed bij die vervaagde grenzen, terwijl de tweede het liefst alles gescheiden houdt. De separators hadden veel moeite met thuiswerken, terwijl de integrators juist tevreden waren over hun werk-privébalans. Voor de integrators bracht het thuiswerken opluchting, want ze hoefden niet meer te forenzen, niet meer in een propvolle trein en niet langer haasten om de kinderen op tijd naar school te krijgen. De separators zagen tijdens het thuiswerken juist nog drie stapeltjes was liggen, en het speelgoed van de kinderen dat nog opgeruimd moest worden, en ervaarden daardoor juist meer stress door thuiswerken.
Nederlanders zijn Europese deeltijdkampioenen, want ze werken gemiddeld maar 32,6 uur, waar voor een Brit 40-45 uur per week normaal is. Uit Yerkes' onderzoek bleek dat Nederlanders daardoor inderdaad tevredener zijn over hoe hun werk in hun leven past. We houden meer tijd over voor zelfontwikkeling, zorg voor familieleden, ons sociale leven of ontspanning.
Toch is het voor een best grote groep mensen lastig om alle ballen in de lucht te houden. Helpt het dan om nóg minder te gaan werken? Nee, zegt Yerkes. Mensen die in deeltijd werken hebben zelfs iets vaker last van stressklachten dan mensen die voltijds werken: 19,1 procent ten opzichte van 18,6 procent. Dat klinkt misschien tegenstrijdig, maar het heeft alles te maken met de privékant van de werk-privébalans. Als de ruimte die je vrijmaakt door minder te werken wordt opgevuld met andere (zorg)taken, wordt je werklast niet per se minder.
Dit speelt vooral bij vrouwen, die vaker in deeltijd werken dan mannen (70% vs. 30%), maar meer zorgtaken op zich nemen. Maatschappelijke verwachtingen spelen hierin een grote rol. Yerkes legt uit: "Als de verwachting is dat je de perfecte moeder bent, de perfecte medewerker bent, het perfecte huishouden hebt, enzovoorts, kun je het gevoel hebben dat je niet voldoet. Dan doe je misschien wel minder betaald werk, maar ben je alsnog veel te druk met andere dingen. We moeten naast het betaalde werk als oorzaak van de burn-out ook kijken naar andere processen die daaraan bijdragen." Of minder werken tot meer vrijheid leidt, ligt dus aan wie je het vraagt.
Deeltijdwerk kan een luxe zijn, maar er werken ook veel mensen onvrijwillig in deeltijd. Zo hebben sommige mensen eigenlijk een fulltime salaris nodig om rond te komen, maar kunnen hun thuissituatie niet kunt combineren met elke dag werken. Bijvoorbeeld door onregelmatige diensten in de zorg of als schoonmaker, of doordat fulltime werken fysiek te zwaar is. Zo'n onvrijwillige deeltijdbaan kan voor veel stress zorgen, bijvoorbeeld omdat je minder verdient dan je zou willen.
Dat vrouwen vaker in deeltijd werken, zorgt er ook voor dat ze op de lange termijn in een kwetsbaardere positie belanden dan mannen, vertelt Yerkes. In deeltijd werken leidt in het algemeen tot minder kansen om door te groeien in je werk, een lager pensioen en een grotere kans dat je afhankelijk bent van een partner of de staat om rond te komen.
Het is dus vooral belangrijk dat deeltijdwerk een bewuste keuze is. Daarvoor moet er door werkgevers worden meegedacht met mensen die in deeltijd willen werken of dat al doen. Op die manier zijn ze beter op de hoogte van de mogelijke gevolgen: bijvoorbeeld voor hun salaris en pensioen, maar ook voor toeslagen die anders uitvallen bij een lager of hoger salaris. Yerkes vertelt over de organisatie Het Potentieel Pakken, die organisaties helpt hun contracten en werkroosters beter aan te laten sluiten bij wat hun werknemers nodig hebben. "Zij maken inzichtelijk wat de gevolgen van meer of minder werken op de lange termijn zijn. Bijvoorbeeld hoe veel het kost en oplevert als je kinderen vijf dagen per week naar de crèche gaan, of wat er gebeurt wanneer je relatie stukloopt."
Hoe druk we het hebben heeft dus niet alleen te maken met ons werk. Uiteindelijk gaat het er ook om wat er buiten ons werk gebeurt, en hoe eerlijk die taken zijn verdeeld. Een eerlijke verdeling binnen een gezin leidt uiteindelijk tot een eerlijkere verdeling binnen de maatschappij. Dan kun je pas écht spreken van een balans.
Reacties van anderen