Hoe een uitgestorven duif weer leert vliegen

Vogels helpen met vliegen. Het lijkt een typisch voorbeeld van menselijke hoogmoed. Icarus vloog in het Griekse verhaal te dicht bij de zon met zijn wassen vleugels. Weldra viel hij. Het luchtruim is nu al honderd jaar door mensen in gebruik, maar vogels helpen vliegen? Dat is toch niet ons terrein?
Leestijd 4 minuten — Za 25 juli 2020

In de miljoenen jaren voordat Columbus er voet op zette, zag de Noord-Amerikaanse lucht een paar keer per jaar pikzwart. De zon werd geblokkeerd door duiven. Van horizon tot horizon. De zwermen werden in de honderdduizenden geschat. Daar vloog de trekduif: de gevederde rivier in de lucht, zoals de schrijver Joel Greenberg ze poëtisch noemt. Na de kolonisatie van het continent werden de duiven helaas eenvoudige slachtoffers van de jacht. De trekduif bleek de goedkoopste bron van eiwitten. Als een jager één keer in de lucht schoot, raakte hij tien tot twintig trekduiven. De megajacht werd te intensief voor de trekduif. In tweehonderd jaar tijd stierf hij uit. De laatste trekduif, Martha, stierf in 1914.

Amerikanen jagen op de trekduif, ergens in de 19e eeuw. Bron: Smith Bennet

Ben Novak, geneticus aan de University of California, Santa Cruz, is gek van de trekduif. Hij is leider van het passenger pigeon project, dat de trekduif weer tot leven probeert te brengen. Het team stelde het DNA van de duif samen uit een kleine twintigtal museumexemplaren. Ze willen de duif met kloontechnieken geboren laten worden. Door gebruik te maken van het ei van een aanverwante duivensoort, de bandstaartduif, lukt dat misschien. Hoe deze stappen precies werken legde ik in de twee voorgaande artikelen van deze serie uit aan de hand van de mammoet. Stel het lukt Novak om de trekduiven weer tot leven te wekken, dan volgt het volgende obstakel. Vogels leren de migratieroute en technieken namelijk altijd over van hun ouders. Maar er bestaan geen trekduifouders meer die de migratie ooit hebben gedaan. Die cultuur verdween met het uitsterven. Hoe zorg je ervoor dat die duif weer in zwermen over de Noord-Amerikaanse luchten trekt?

Afkijken bij de kaalkopibis

De mens hielp de vogel al eens eerder vliegen. Een artikel in Nautilus vertelt het verhaal van de kaalkopibis. Ook de kaalkopibis is een trekvogel. Door jacht verdween hij in de 18e eeuw in Europa uit het wild. Succesvolle broedprogramma’s in dierentuinen brachten de tamme populatie in de 200 jaar erna terug naar een grootte die in theorie in het wild overleven kon. Aan het einde van de vorige eeuw was de tijd rijp om ze te herintroduceren in de natuur.

Maar de migratie was een obstakel: terug in de natuur vielen de groepen ibissen uiteen. De vogels werden rond het trekseizoen extreem rusteloos, ze kregen een soort wanderlust, maar hoe en waarheen ze moesten vliegen wisten ze niet meer. Ze hadden een voorbeeld nodig.

Een tamme kaalkopibis in de dierentuin. Foto: Paul Sprengers

Een Duitse bioloog, Johannes Fritz, nam de uitdaging aan. Hij wist dat veel vogels de traditie van migratie overnemen van hun ouders. Maar die ouders konden ook niet zelf migreren. Dus nam Fritz de ouders mee de lucht in, in de voorstoelen van een klein vliegtuigje. De opgroeiende kuikens moesten het vliegtuigje volgen. Ze zouden meer dan 1000 kilometer vliegen. Na tien jaar ploeteren lukte het Fritz om een stel ibiskuikens te laten migreren. In 2011 legde een vrouwtjesibis voor het eerst de vluchtroute helemaal zelf af. Voor het eerst had een mens een vogel leren migreren.

Gelukkig bestaat de postduifsport

Dat biedt hoop voor de trekduif. Maar het project van Ben Novak kent nog zeker twee grote uitdagingen, laat hij weten in een lezing die op YouTube te vinden is. Ten eerste moet de trekduif zijn oude gedrag terugkrijgen. Omdat de trekduif is uitgestorven bestaat er geen moederduif die de kuikens op kan voeden. Om de cultuur van de trekduif na te bootsen, wil het team van Novak gebruik maken van andere duivensoorten. Twee aanverwante soorten hebben allebei een deel van de eigenschappen die de trekduif had. De bandstaartduif leeft net als de trekduif deed, in bomen. Een andere soort, de rotsduif, leeft in hele grote zwermen. Laat je de duiven afwisselend peetouders voor de trekduif zijn, dan krijgt de trekduif zijn natuurlijke cultuur misschien terug. Novak schatte in 2016 in dat dit gedeelte van het project nog tot ongeveer 2026 zou duren. Daarna moet de duif grote zwermen gaan vormen. “Dat moet lukken,” zegt Novak, “daar zijn we door de duivenfoksport erg ervaren in."

Om de trekduif klaar te maken voor de tocht, wordt afgekeken bij wetenschappers zoals Fritz. Anno 2020 is het idee om drones in te zetten die de trekduiven meevoeren. Maar ook de duivensport is opnieuw behulpzaam. Postduiven kunnen al getraind worden om naar specifieke locaties te vliegen. De trekduiven kunnen hen gaan volgen. Volgens Novak zouden de eerste zwermen zo’n 10.000 duiven groot kunnen worden in 2040. De gevederde rivier in de lucht zal dan weer stromen.

De ambities van Fritz en Novak zijn vooruitstrevend en bijzonder te noemen. Maar in minder vriendelijke woorden misschien ook gek. Waarom zijn ze nodig? Waarom willen wetenschappers uitgestorven diersoorten terugbrengen? Wat is daarvan het nut? Dat bespreek ik in het volgende artikel in deze reeks over de-extinctie.

In een serie van vijf artikelen onderzoekt Niels Tjoonk de wereld van de-extinctie. Hoe werken de technieken waarmee wordt geprobeerd uitgestorven soorten terug te brengen? Wie zijn de karrentrekkers van dit nieuwe onderzoeksgebied? Wat zijn de pionierende projecten? En waarom willen onderzoekers eigenlijk al die moeite doen?