Op verschillende plekken stonden er enige tijd terug radio's verspreid over Utrecht die bedelden om geld. Het is werk van kunstenaar Dries Verhoeven. Hij confronteert de toeschouwer met zijn werk. Dat wat we ongemakkelijk vinden in de stad, dat wat we liever niet zien en dat wat de gemeente graag wegpoetst, precies dat brengt hij aan de oppervlakte. Ongemakkelijk dus, maar is het ook zinvol?
Dr. Sigrid Merx, theaterwetenschapper aan de Universiteit Utrecht bestudeert kunst in de openbare ruimte, kunst op straat. En daar is er genoeg van te vinden. Overal staan beelden. We kijken er niet eens meer naar en lopen misschien wel dagelijks langs het beeld van Anne Frank op het Janskerkhof zonder het nog te zien. Of neem de denkende haas op de Neude, de ufo op de inktpot en de theepot bij Hoog Catherijne: het zijn allemaal typerende beelden in Utrecht. Met zulke kunst verfraait de gemeente de stad. En leuk voor de citymarketing natuurlijk.
Hoe haaks staat deze vorm van kunst op het werk van Dries Verhoeven. Hij ergert zich aan deze polijsting van de stad. De stad van vandaag de dag moet comfortabel en mooi zijn. Je moet je er makkelijk in kunnen bewegen zonder gehinderd te worden. Om dat te bereiken wordt alles wat niet voldoet aan dit plaatje weg gemasseerd. Zo worden bankjes zo gemaakt dat er geen zwerver op slapen kan.
Merx bestudeert het werk van Dries Verhoeven. Ze is geïntrigeerd door de wijze waarop Verhoeven het ongemak juist terug brengt in de stad. Blijkbaar willen we niet geconfronteerd worden met bedelende zwervers. Maar geven we wel geld aan een onpersoonlijk object, zoals een radio? “Zo'n radio heeft iets ongemakkelijks. Het staat op een plek waar je het niet verwacht en het doet iets wat je niet verwacht”, vertelt Merx. “En wat gaan mensen doen als ze ongemak ervaren? Ze willen duiding. Ze blijven staan, willen begrijpen wat er gebeurt.” En daarmee heeft het werk van Dries effect: of je het nu waardeert of niet, het zet aan tot denken.
Nog een stap verder ging hij in het werk Ceci n'est pas. Op de stadhoudersbrug stond in 2013 tien dagen lang een glazen hok met rolluiken. Om de paar minuten gingen de rolluiken omhoog en kon je zien wat er zich binnen bevond. Zo was er een man te zien met een jong meisje op schoot, beiden alleen ondergoed aan. Of een oude naakte vrouw met een strak masker op. Ook was er een donkere man te zien in een zwarte-pietenpak. Het bordje erbij: “Dit is niet de geschiedenis”. Merx: “Zo'n beeld zet aan tot discussie. Hoezo niet de geschiedenis? Willen we onze slavernijgeschiedenis niet onder ogen komen? Of stelt dit beeld dat Zwarte Piet hier niets mee te maken heeft?”
Doordat het vragen oproept, gaan mensen met elkaar de discussie aan. “Het brengt de stad terug naar haar traditionele functie. De Griekse agora was er ook om met elkaar gedachtes en ideeën uit te wisselen. Waar we tegenwoordig vooral gehaast en zonder elkaar te zien door de stad bewegen, wil Verhoeven ons laten stilstaan en aanzetten tot discussie over wezenlijke onderwerpen.”
Maar is dat prettig? Zitten mensen te wachten op dit soort beelden op weg naar huis, werk of de supermarkt? Merx is van mening dat kunst best mag schuren: “Het kantelt je blik. Kunst in de stad is bij uitstek geschikt om je een nieuw gezichtspunt te geven. En ja, dat mag best confronterend zijn."