Verhalen om de wereld te begrijpen

Religie en wetenschap helpen beide de wereld te duiden.
Leestijd 3 minuten — Vr 26 december 2014

De mens lijkt behoefte te hebben aan een levensbeschouwing die in alle domeinen van het leven geldig is. Leent de wetenschap of filosofie zich voor een alomvattende levensbeschouwing? Student Jonathan Steinebach sprak een column uit bij het Filosofisch Café en stelt dat religie en wetenschap beiden vormen zijn van verhalen vertellen om de wereld te duiden.

Iedere dag word je bestookt door honderden, duizenden indrukken. Dingen zijn voortdurend in beweging. Je kunt niet twee keer in dezelfde bus stappen, want dan is de buschauffeur allang doorgereden. Om in deze volslagen wanorde enigszins te kunnen functioneren, zijn mensen voortdurend op zoek naar regelmaat en structuur in de wereld. De manieren waarop de mensheid de wereld heeft geprobeerd te duiden, zou je verhalen kunnen noemen. We vertellen verhalen om te begrijpen wat er gebeurt en waarom, om een gemeenschappelijk uitgangspunt te hebben voor communicatie, om te proberen te voorspellen wat er gaat gebeuren en zelfs om te bepalen wat het juiste is om te doen. We vertellen verhalen aan elkaar, maar evengoed aan onszelf. Door de geschiedenis heen zijn veel verschillende verhalen populair geweest. Ze hebben de manier waarop mensen in het dagelijks leven naar de wereld om zich heen kijken danig beïnvloed. Zo ziet een Aristoteliaan die een vaas uit z'n handen laat vallen, het voorwerp zijn natuurlijke doel van op de grond liggen verwezenlijken. Een bijgelovige daarentegen ziet voor zeven jaar geluk aan scherven en een kapitalist dat hij zojuist 30.000 euro armer is geworden. Misschien wel het populairste verhaal van dit moment is de natuurwetenschap. Het geeft een veelomvattende verklaring van veel verschillende facetten van ons bestaan. Bovendien zijn haar grondbeginselen tot nog toe niet strijdig gebleken met de werkelijkheid. Ik zeg grondbeginselen want als een verhaal in zijn huidige vorm botst met de waarneming, passen we het eenvoudigweg aan. En daar is ook niets mis mee, want anders zouden verhalen het nog geen dag volhouden In veel landen neemt de wetenschap de plaats van religie in als verklaring voor de meest fundamentele vragen over het bestaan en als denkkader in het leven van alledag. Op een boswandeling zien we in de prachtige verscheidenheid aan flora en fauna niet langer de hand van God aan het werk, maar de natuurlijke selectie. Een geliefde die komt te overlijden is niet bij God geroepen, maar aan het een of ander bezweken. Toch kan de wetenschap niet alles verklaren. Bij het interpreteren van het doen en laten van anderen weten we eenvoudigweg nog te weinig van de natuurkunde van het menselijk lichaam om een betrouwbare inschatting te maken. En, belangrijker nog, onder normale omstandigheden ben je helemaal niet tot een natuurkundige benadering in staat. Daarom zijn mensen hun helen leven lang bezig verhalen te vertellen over het gedrag van anderen. Ons brein houdt vanaf onze prilste levensfase een bestand bij met gelaatstrekken en de handelingen die erop volgen. We spinnen verhalen uit over onze naasten, wat voor 'types' het zijn, welk 'karakter' ze hebben en daarop baseren we een voorspelling van hun reacties. Maar zoals voor de natuur, geldt ook voor menselijk gedrag dat er veel verschillende verhalen en verklaringen op passen. Dat ene meisje in de club dat steeds als je haar kant op kijkt aan d'r haar zit, ongemakkelijk glimlacht en je net niet aankijkt, is sowieso aan het flirten. Nee, ze voelt zich vast onprettig omdat je d'r steeds aanstaart. Als je na een half uur tobben hebt besloten haar aan te spreken zodra je een keer echt oogcontact maakt, blijkt dat ze inderdaad aan het flirten was…maar met de kerel naast je. In onze zoektocht naar identiteit doen we ook voortdurend algemene uitspraken over onszelf; “ik haat maandagen”, “ik ben oprecht”, “ik ben onzeker”, “ik ben een goed mens”. Op deze manier geven we ons Zelf een steeds concreter vorm, maar we perken ook onze mogelijkheden steeds verder in. Hoe meer je bent, des te minder je kunt zijn. Verhalen hebben de neiging om zichzelf waar te maken. Door op een bepaalde manier naar de werkelijkheid te kijken, gaan we de werkelijkheid ook steeds meer op die manier zien. Wat betekent dit voor het zelfscheppend vermogen van de mens? Kunnen we onszelf naar ons ideaal vormen enkel door onszelf ervan te overtuigen dat we er al zijn? Of wordt het verhaal dat we over onszelf vertellen bepaald door andere dingen? Dit is de vraag die ik aan jullie meegeef.