De vier 'rebellen van de wetenschap', dat is de geuzennaam die ze dragen. Maar in hun gewone gedaante heten ze Wijnand Mijnhardt, Frank Miedema, Frank Huisman en Huub Dijstelbloem. Als hoogleraren en voormannen van de beweging Science in Transition (SIT) hebben ze bij de lancering van hun beweging in november 2013 het academische stof doen opwaaien. Dat maakte mij als student erg nieuwsgierig. Wat was hier precies aan de hand? De intiatiefnemers van SIT pleiten voor een nieuwe koers in de wetenschap. De problemen in de academische wereld zijn legio, stellen zij. Denk bijvoorbeeld aan de alsmaar hoger wordende publicatiedruk, de verschuiving van focus van onderwijs naar onderzoek, en de lawine aan onderzoeken die niet relevant zijn voor de maatschappij. Dat terwijl de samenleving helemaal niet zit te wachten op onderzoek waarvoor geen directe maatschappelijke rechtvaardiging is. Het is helder: er is te weinig connectie tussen wetenschap en maatschappij. Er moet dan ook een brug worden geslagen, maar hoe?
Ook de geesteswetenschappen blijven niet onberoerd in deze academische storm. Om deze kwestie aan de orde te stellen organiseerde het Centre for the Humanities een openbaar debat. Hierin dachten hoogleraren, promovendi en studenten na over wat SIT eigenlijk voor hun faculteit betekent. De deelnemers aan het debat gaven blijk van gemengde gevoelens. De panelleden verweten de mannen van SIT dat zij vooral een 'onsamenhangend lawaai' uitbrengen. Er worden teveel zaken op één hoop gegooid; de beweging mist een degelijke onderbouwing die berust op harde feiten. Desondanks is iedereen het roerend met elkaar eens dat er iets moet veranderen. De situatie is wellicht niet zo schrijnend als SIT doet voorkomen, maar we verkeren nog niet in een ideale situatie.
Wat nu?
Decaan Geesteswetenschappen en panellid prof. dr. Wiljan den Akker erkent dat verbetering mogelijk is, maar stelt dat het met de universiteit niet slechter gesteld is dan pakweg tien jaar geleden. Zo bestaan er al verschillende initiatieven die een concrete bijdrage leveren aan het dichten van de kloof tussen (geestes)wetenschap en maatschappij. Denk bijvoorbeeld aan het project 'Ja, ik wil!' van prof. dr. Tine de Moor (Economische en Sociale Geschiedenis). Met dit project wil zij data in de Amsterdamse ondertrouwakten (1581-1811) toegankelijk maken voor verder onderzoek. Het bijzondere hieraan is dat de projectleiders een website hebben opgericht, waarbij burgers mee kunnen helpen bij het bestuderen van deze akten. Hoewel het project pas enkele weken van start is gegaan, heeft het mogen rekenen op een groot enthousiasme onder het publiek. Het project 'Ja, ik wil!' laat zien dat er wel degelijk een brede interesse is voor geesteswetenschappelijk onderzoek waarvan de impact niet direct te meten is. Deze belangstelling leeft zowel bij onderzoekers en studenten als onder het publiek, en zij werken samen in dit project.
Een ander voorbeeld werd gegeven door panellid prof. dr. Maaike Bleeker (Media- en Cultuurwetenschappen). Zij sprak over de Utrecht Data School (UDS), een onderzoeksproject dat in begin 2013 van start is gegaan. Binnen dit project analyseren en visualiseren studenten data voor bedrijven, non-profit organisaties en overheden. Opdrachten zijn uitgevoerd voor bijvoorbeeld Unicef en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. UDS is bedoeld om een verband te leggen tussen onderwijs, wetenschap en de praktijk. SIT stelt in haar position paper juist dat er sprake is van een "schadelijke maatschappelijke marginalisering van de geesteswetenschappen." Daarmee betogen ze dat onderzoek in de geesteswetenschappen erg ver staat van de samenleving. Vermaatschappelijking kan echter óók bij geesteswetenschappen. Deze twee projecten laten zien dat er wel degelijk een brug wordt geslagen tussen alfawetenschappers en de samenleving. Meer projecten in deze trant zijn nog denkbaar, en erg welkom.
Onbevangen studenten
Het viel me op dat er weinig aandacht is voor de student in de speerpunten die de rebellen optekenden in hun position paper. Daarom stelde ik tijdens de discussie de vraag welke rol de student kan spelen in de beoogde veranderingen. Daarop antwoordde prof. de Moor dat de student wel degelijk een toegevoegde waarde heeft. Zij stelt dat studenten zich op een vrij onbevangen manier kunnen bewegen tussen universiteit en maatschappij en optreden als een soort go-between. Studenten bevinden zich niet in een ivoren toren, maar staan in de samenleving. Volgens prof. dr. Berteke Waaldijk (Taal- en Cultuurstudies) nemen studenten eigen maatschappelijke vragen mee op het moment dat ze gaan studeren. Het is aan de universiteit om deze band met de samenleving niet te breken, maar de studenten de kans te geven deze band te verstevigen. De verantwoordelijkheid voor verandering in de academische wereld ligt dus op het raakvlak van politiek, maatschappij, universiteit en student. De student hoeft daarin bepaald geen ondergeschikte rol te spelen. Prof. Mijnhardt gaf het tijdens de discussie al met een knipoog aan: "De oplossing van deze complexe problemen zal niet worden aangedragen door vier bejaarden." De beweging van Science in Transition kan worden verrijkt als ze ook de ideeën van studenten in overweging nemen.
Didi van Trijp loopt stage bij Studium Generale en volgt de master 'History and Philosophy of Science' aan de Universiteit Utrecht.