Het vertrouwen in de politiek

Tot 2002 had gemiddeld 80% van de Nederlandse bevolking vertrouwen in de politiek. Daarna kwam een abrupte daling in het politiek vertrouwen.
Leestijd 2 minuten — Wo 25 februari 2009
Broodje aap en Brood geeft energie

Het vertrouwen was, tot de abrupte daling na 2002, ongekend hoog in Europa en vergelijkbaar met cijfers uit Noord-Korea, waar een communistisch regime heerst. Wat veroorzaakte deze daling in het poitiek vertrouwen? In de lezing van 25 februari 2009 probeert prof. dr. Mark Bovens ons een verklaring te geven over het ontstaan van deze dip. Gaat het hier om een tijdelijke of structurele dip en is deze dip reden tot zorg?

Bij onderzoek naar het vertrouwen in de politiek moet men verschillende onderdelen apart benoemen. Politiek is een overkoepelende term en kan worden opgesplitst. Je moet onderscheid maken tussen bijvoorbeeld overheid, regering/kabinet, parlement, politieke partijen, politici en democratie. Het is heel goed mogelijk om een laag vertrouwen in de regering te hebben, maar een hoog vertrouwen in de democratie.

Momenteel zijn de mediaberichten over het vertrouwen in de politiek onheilspellend. Het vertrouwen zou de laatste tijd voortdurend dalen. Echter, wanneer we de resultaten kritisch bekijken, blijkt dat deze resultaten vaak gebaseerd zijn op incidentele metingen en suggestieve vragen. Ook is er vaak sprake van selectieve berichtgeving.

Correcte berichtgeving over het politiek vertrouwen moet gebaseerd zijn op langjarige metingen. Instituten als het Sociaal Cultureel Planbureau, de eurobarometer en Nationaal Kiezersonderzoek doen onderzoek naar meerjarige trends omtrent het vertrouwen in de politiek. De door hen gegenereerde resultaten zijn dan ook meer betrouwbaar.

Onderzoek bij deze instituten laat zien dat er inderdaad sprake was van een dip na 2002. Deze was echter niet structureel, maar tijdelijk. De trendlijn toont dat het vertrouwen in de overheid momenteel weer terug is op het hoge niveau van de jaren '90. Vanaf 2006 is een forse stijging waar te nemen qua vertrouwen in de regering en het vertrouwen in de politieke partijen is terug op het lage niveau uit de jaren '90.

Bovens weet geen overtuigende verklaring te geven voor de herkomst van deze dip. De opkomst en ondergang van Pim Fortuyn in 2002 vallen in dezelfde periode. Echter, alle Europese landen laten in 2002 een dip zien, wat weer samenvalt met de invoering van de euro. In Nederland is deze dip wel extra scherp, dus wellicht is er een 'Fortuyn-effect'. Daartegenover zou de externe bedreiging van terroristen gedeeltelijk de stijging in het vertrouwen in de politiek kunnen verklaren. Veel gebeurtenissen lijken de dip en de stijging daarna te versterken. Alleen geen van deze gebeurtenissen zorgen voor een algehele verklaring. Het lijkt te gaan om een samenloop van verschillende omstandigheden.

Ter afsluiting kaart prof. Bovens de mogelijke effecten van de kredietcrisis, ook een externe bedreiging, op het politieke vertrouwen aan. Hij verwacht dat er op korte termijn een stijgingzal zijn in het vertrouwen in de politiek. Echter op middellange termijn zal er een forse daling zichtbaar worden in dit vertrouwen, omdat de crisis dan voor iedereen voelbaar wordt en de forse investeringen van de politiek in de financiële sector niet afdoende blijken. Bovens denkt niet dat deze daling reden tot zorg zal zijn. Ten opzichte van de rest van Europa is het vertrouwen in de politiek in Nederland namelijk erg hoog en kan het wel tegen een stootje. Daarnaast vertoont het vertrouwen in de democratie nog steeds een stijgende lijn.